Op 28 September vertrekken we richting
Beieren. In het Beierse Woud is een stuk van 240 km2 benoemd tot “Tier-Freigelände”
waar de wildernis zijn gang mag gaan. De bomen bereiken een enorme hoogte, op
zoek naar licht. Er wordt niet gekapt.
Foto Fred. |
Op dode bomen huizen honderden diersoorten en
paddestoelen. Af en toe vallen bomen om, zodat zonnestralen de grond bereiken.
Hierdoor ontstaat weer een ander leefklimaat voor plant en dier. Wolf, lynx en
talrijke vogelsoorten zijn hier ingeburgerd.
Binnen het gebied is een deel afgezet als “dierenpark”.
Geen gebruikelijk dierenpark omdat de “kooien” zo groot zijn, dat het maar de
vraag is, of je wilde dieren ziet. Het is de bedoeling de beesten in een
natuurlijke omgeving te houden.
Dit gebied is geliefd bij fotografen, omdat
het een mogelijkheid geeft de dieren in hun eigen leefomgeving te fotograferen.
Het stond al een tijdje op mijn agenda dus vol verwachting gaan we erheen. We
hebben een camping gevonden in Klingendal een half uurtje rijden vanaf het
dierenpark.
De eerste dag is een soort kennismaking
omdat we geen idee hebben, wat we kunnen verwachten.
Het pad is heuvelachtig met af en toe een
stijle klim. Bij uitkijkpost voor lynxen staan fotografen in een rij opgesteld.
Rond 8 uur s’ochtends pikken ze hun plaatsje in met enorme lenzen en statieven.
Met eindeloos geduld staren ze het gebied in, in de hoop een glimp op te pakken
en zo een plaatje te maken. Er staat hier een aardig kapitaal bij elkaar want
voor een beetje lichtsterke lens ben je rond de 8000 Euro kwijt. En daar komt
natuurlijk het toestel nog bovenop.
Fred
heeft als max brandspunt afstand 340 mm en ik 200. Dat schiet niet echt op
tegenover het geweld van 5 a 600 mm hier. In de volieres hebben we meer geluk,
omdat deze hokken kleiner zijn.
De eerste dag zien we weinig. De wolven en
linxen laten zich niet zien. Wel kan ik een uil, marter en andere vogels
fotograferen. Talloze paddestoelen langds de route bieden een goed alternatief.
De tweede dag iets meer geluk met beren in
de verte en wisenten. Nog steeds geen wereldplaat, maar goed we zijn buiten, de
zon schijnt (nog) en we lopen kilometers.
Alle ongeschikte lenzen laten we nu in de
caravan, dat scheelt veel gewicht.
Een dag hebben we meer geluk. De beren
zitten dichtbij. We zien een lynx in de verte en zelfs wolven ver weg.
In het Beierse woud kun je eindeloos
wandelen. Even moe van de beesten, hebben we een wandeling uitgezocht van 7 km, die als
licht aangemerkt is. Vergis je niet met de bergen hier, want het kan klimwerk
worden.
Foto Fred. |
Halverwege begint het te regenen en
besluiten we de wandelingin te korten. Geen slimme actie blijkt achteraf, want
we moeten een stijle klim maken van 4km om een hoogteverschil van 500 meter te
overbruggen. Uiteindelijk staan we dan op 850 meter hoogte, zonder uitzicht in
de bossen. Het regent nu goed en door het klimm en zijn we behoorlijk bezweet.
Dalen gaat gemakkelijk, ik krijg het koud tot op mijn botten.
We moeten nog boodschapen halen en zijn
uiteindelijk pas rond zeven uur bij de caravan. Ik verlang naar een warm bad en
een glühwein, maar dat laatste hebben we niet. En dat terwijl ik eigenlijk
helemaal niet meer drink. Zou dat eindelijk een teken van herstel zijn? Mijn
been is nog altijd pijnlijk, maar toch heb ik het idee dat er enige verbetering
in zit. Mogelijk omdat ik sterker word. Ik heb dat al vaker gedacht maar vaak
volgt er weer een teleurstelling. Ook hierin kun je de natuur niet dwingen en
uiteindelijk loop ik wel wat ik in februari niet kon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten